Een man en een vrouw zitten in een auto. “Het stoplicht staat op groen”, zegt de man. De vrouw reageert hierop kribbig: “Als jij zo nodig zelf wilt rijden, doe dat dan!”. 

Wat is hier aan de hand? De opmerking van de man lijkt heel onschuldig. Hij geeft immers alleen maar aan dat het stoplicht op groen staat (=feit). Uit dit geschreven stukje tekst kunnen we echter niet opmaken hóe de man dit heeft gezegd. Hoe klonk het in het echt? Vriendelijk, aanmoedigend? Of misschien betuttelend of zelfs een beetje sarcastisch. Ook weten we niets van de relatie tussen beiden. Misschien heeft de man al vaker opmerkingen gemaakt waaruit blijkt dat de vrouw niet helemaal oplet in het verkeer. In ieder geval is het oor van de vrouw niet gericht op het feit op zich, maar hoort zij een heel andere boodschap. 

De Duitse communicatiepsycholoog, Schulz von Thun (2010) stelt dat mensen, naast de letterlijke inhoud van een boodschap, tegelijkertijd ook andere dingen communiceren. Dit gebeurt voornamelijk non-verbaal of door de keuze van bepaalde woorden. 

Hij onderscheidt in zijn communicatiemodel dan ook vier aspecten: 

  1. het zakelijke aspect (ook wel inhoudelijk aspect genoemd)
    Dit is de letterlijke inhoud van de boodschap (=verbaal). Het gaat erom wat iemand woordelijk zegt. Hier dus: “Het stoplicht staat op groen.”

  2. het expressieve aspect
    Communicatie is nooit neutraal. Als je communiceert, laat je altijd iets van jezelf zien: je gevoelens, je levenshouding, je waarden, je normen, maar ook je opleidingsniveau, je afkomst e.d.
    De man in het bovenstaande fragment liet misschien merken dat hij ongeduldig werd, of dat hij vindt dat zijn vrouw niet zo goed kan autorijden.

  3. het relationele aspect
    Als je communiceert, dan laat je ook zien hoe jijzelf tegenover de ander staat. Uit de intonatie, de woordkeus, de gezichtsuitdrukkingen e.d. kan die ander opmaken of je hem of haar sympathiek vindt en hoe jullie hiërarchisch tegenover elkaar staan.
    In ons voorbeeld is in ieder geval duidelijk dat de man zich op een positie denkt dat hij dit soort opmerkingen durft te maken. Misschien zou hij dit niet doen bij iemand die hiërarchisch hoger staat, zoals zijn werkgever.
     
  4. het appellerende aspect 
    Als je communiceert, heb je altijd een doel: je probeert met je boodschap altijd iets bij de ander te bereiken. Als je tegen iemand zegt: “Doe dat raam dicht”, dan is het appel dat je doet op de ander expliciet. Je wilt dat de ander iets gaat doen. Heel vaak gebeurt het echter dat het appel verborgen zit in de boodschap, bijvoorbeeld wanneer je wilt dat iemand het raam dicht en je zegt: “Goh, wat is het hier koud. Ik zit, geloof ik, op de tocht”.
    Onze man wil dat zijn vrouw optrekt en niet te lang bij het stoplicht stil blijft staan. 

      Alle vier de aspecten zijn dus terug te vinden in ons voorbeeld. De vrouw baseert zich waarschijnlijk op het expressieve en relationele aspect wanneer zij kribbig antwoordt: “Als je zo nodig zelf wilt rijden, doe dat dan!”. Zij luistert dus als het ware met twee van de vier oren. 

      Metacommunicatie
      Het is goed om je steeds ervan bewust te zijn dat deze aspecten meespelen in je manier van communiceren en dat de ander jouw boodschap ook wel eens kan opvatten op een manier die jij helemaal niet zo bedoeld had. Ga, als je het gevoel hebt dat het allemaal niet zo lekker loopt, eens na waar dit aan zou kunnen liggen. Misschien was het je houding? Je intonatie? 

      Tips voor een goede luisterhouding 

      Pas je luisterhouding aan en laat zien dat je luistert door: 

      • je te richten naar de spreker; 
      • rechtop te zitten en licht voorover te leunen; 
      • oogcontact te maken; 
      • af en toe te knikken; 
      • je mimiek af te stemmen op wat de spreker vertelt. 

      Hanteer de LSD-methode (Luisteren, Samenvatten, Doorvragen).
      Als de ander zijn verhaal heeft verteld, vat het dan samen in eigen woorden. Hiermee check je of je de boodschap goed begrepen hebt. Als dat niet zo is, dan heeft de ander de gelegenheid om aan te vullen of te corrigeren. Het geven van samenvattingen helpen je niet alleen om erachter te komen of je nog op het goede spoor zit, maar ze geven het gesprek ook structuur. Bijvoorbeeld:

          • “Als ik je goed heb begrepen, vind jij dat …” 
          • “Je zegt dus dat …” 

          Speur gelijk naar aanknopingspunten om door te vragen. Wees alert op vaagheden, subjectieve uitlatingen, aannames, algemene waarheden en formuleringen met ‘moeten’ of ‘kunnen’. Taalgebruik kan namelijk ook belangrijke zaken verhullen. Let op wat de ander zegt. En op wat hij niet zegt. Alleen op die manier krijg je meer informatie die je verder kan helpen om de ander goed te begrijpen. 

          Moedig de ander aan om verder te praten. Dat kun je doen door: 

          • “ah” of “oh” 
          • “Hmmmm” 
          • “Dat is interessant” 
          • “Ik ben benieuwd” 
          • “Vertel eens verder” 
          • knikken 

            Communiceren kun je leren
            Communiceren kun je leren. Het vergt vaak oefening en reflectie op eigen gedrag. Wil je meer weten over communicatietrainingen en/of -coaching (voor individuen en teams)? Neem dan contact met me op. Wil je gewoon een keer sparren? Ook dat vind ik leuk! 

            Bron 

            Schulz von Thun, F. (2010). Hoe bedoelt u? Een psychologische analyse van menselijke communicatie. Groningen: Noordhoff Uitgevers. 

            Foto door Davis Sánchez: https://www.pexels.com/nl-nl/foto/zwart-verkeerslicht-1727004/

             

            error

            Vind je dit een interessant artikel? Help me dan meer volgers te vinden!