Kenza is een topdocent bij een groot opleidingsinstituut. De eerste lesdag van een training voor aanstaande coaches verloopt goed. Kenza heeft de theorie die de studenten moeten beheersen verpakt in leuke praktijkgerichte oefeningen en de studenten zijn lekker bezig. Aan het eind van de dag krijgt zij veel complimenten. De lesdag heeft haar energie gegeven en helemaal in een roes rijdt ze terug naar huis.
De tweede lesdag start vol verwachting. Kenza splitst de groep op in subgroepen. Iedere groep krijgt de opdracht om een bepaald gedeelte van de theorie te verwerken in een mindmap. Aan de hand van die mindmaps zullen de groepen een korte presentatie geven. Op die manier weet Kenza normaliter de lastige stof toch tot leven te brengen. Maar oh en wee: de studenten brengen er niets van terecht. Nerveus zoeken ze in de theorieboeken, komen met allerlei niet relevante theorie op de proppen en van een serieuze presentatie is ook al geen sprake. Kenza grijpt in. De theorie is te belangrijk. Het examen van de module gaat namelijk nogal gedetailleerd in op de theoretische achtergronden. Doordat er nu te veel aandacht wordt besteed aan de onderliggende theorie, vallen een paar leuke praktijkgerichte opdrachten in het water. De les wordt hierdoor te statisch, te saai. Aan het eind van de dag ziet ze de studenten moedeloos vertrekken. Weg is het enthousiasme, weg flow. Kenza zit er helemaal doorheen.
Thuis bedenkt ze hoe ze de studenten kan helpen. Zonder gedegen theoretische kennis halen ze het examen nooit! Ze start dan ook heel enthousiast met het maken van allerlei extra materiaal, zoals oefenvragen, flip cards, en ze zoekt videofilmpjes op het net. Enthousiast zet ze die op de elektronische leeromgeving van het opleidingsinstituut. Om de studenten te attenderen op het extra materiaal, schrijft ze een paar aansporende mailtjes.
De laatste lesdag komen de studenten enigszins gelaten binnen. Gelukkig weet Kenza de stemming er weer in te krijgen. De dag verloopt redelijk. Er is veel ruimte voor praktijkgerichte opdrachten en er wordt weer gelachen. Het tij lijkt gekeerd, maar tijdens de pauze beklagen de studenten zich onder elkaar over de grote hoeveelheid theorie en de manier waarop die in de lessen aan de orde komt. Ze hebben al zo veel te doen, en de opleiding is niet het enige in hun leven…
Aan het eind van de dag vraagt Kenza hoe de studenten haar lessen ervaren hebben. De kritiek is niet mals. De studenten geven aan dat de tweede les absoluut niet leuk was, en dat ze het ook helemaal niet op prijs hebben gesteld dat Kenza zo achter hun broek had gezeten in de tussenliggende periode. Dat kwam wel heel erg betuttelend over. Kenza schrikt hiervan, en ondanks haar grote ervaring, weet zij niet precies hoe te reageren. Ze schiet dan ook min of meer in de verdediging. Aan het eind van de les gaat ze geheel gedesillusioneerd naar huis.
De dramadriehoek
In bovenstaande situatie kunnen we drie rollen onderscheiden: de rol van Redder, de rol van Slachtoffer en de rol van Aanklager. Deze rollen verwijzen naar vormen van gedrag die ervoor zorgen dat de interactie niet effectief verloopt. Binnen de Transactionele Analyse wordt dit de dramadriehoek (Karpman, 1968) genoemd. Veel van de menselijke interactie wordt gekenmerkt door de positie die de deelnemers innemen in de driehoek. De dramadriehoek is een dynamisch model; mensen blijven niet steeds in één rol. We lopen als het ware door de driehoek heen van de ene rol in de andere.
Zo ook in de hierboven beschreven casus. De studenten stellen zich in eerste instantie op als ‘Slachtoffer’. Ze vinden dat ze te veel theorie voorgeschoteld krijgen, en dat zij die redelijkerwijs niet binnen het korte tijdsbestek tot zich kunnen nemen. Ze hebben immers ook nog wel iets anders te doen. Kenza stelt zich daarbij op als de ‘Redder’; zij zal alles wel even voorkauwen en zij zal er wel voor zorgen dat de studenten het examen gaan halen.
Echter, de studenten wisselen van rol wanneer zij hun boosheid gaan richten op het instituut en daarbij ook min of meer op Kenza. Ze veranderen van ‘Slachtoffer’ in ‘Aanklager’. Wanneer ze hun kritiek op Kenza richten in de evaluatieronde, verandert Kenza ook van positie. Zij vindt de kritiek niet terecht en voelt zich ook aangevallen. Kenza verandert van ‘Redder’ in ‘Slachtoffer’. Ze gaat in de verdediging. Daarbij heeft ze het gevoel dat het misschien toch nog een beetje is rechtgezet. Maar helemaal zeker is ze niet. Ze blijft verongelijkt achter: de volgende keer steek ik geen poot meer uit, denkt ze. En zo verandert Kenza van ‘Slachtoffer’ in ‘Aanklager. De cirkel – of liever de driehoek – is rond.
Ik denk dat veel docenten en trainers wel iets herkennen van de bovenstaande casus. Het is een valkuil waarin je als docent of trainer terecht kunt komen.
Hoe had Kenza dit kunnen voorkomen? In de eerste plaats had zij direct tijdens de tweede lesdag het gesprek aan kunnen gaan met de studenten en aan hen kunnen vragen hoe nu verder te gaan. Zij zou vervolgens duidelijk kunnen maken dat het niet mogelijk is om het examen te halen zonder goede theoretische basis. Vervolgens zou het aan de studenten zijn om met oplossingen te komen. Eventueel zou Kenza kunnen voorstellen om een handje te helpen als de studenten daar prijs op zouden stellen. Daarna zou zij kortdaad moeten zijn en zeggen dat er nog een heel programma voor die dag af te werken was en verder gaan met de praktijkgerichte opdrachten.
Tips voor ‘Aanklager’
- Vraag wat je nodig hebt.
- Geef aan wat je niet wilt.
- Geef duidelijke feedback in een vroeg stadium en onderhandel.
- Neem zelf de nodige acties.
- Bestraf de ander niet.
Tips voor de ‘Redder’
- Denk voor jezelf en niet voor de ander.
- Laat het werk waar het hoort (tenzij je het uitdrukkelijk vraagt en de ander wil het ook).
- Nodig de ander uit tot actieve participatie.
- Bewaak de investeringsbalans.
Tips voor het ‘Slachtoffer’
- Gebruik je voelen en denken om wegen te vinden die leiden naar oplossingen.
- Vraag hulp en steun, maar bewaak je eigen autonomie (je kunt immers dingen zelf doen, zonder dat je ze alleen hoeft te doen!).