In het dagelijks spraakgebruik is er nogal wat verwarring over wat communicatie nu precies inhoudt. Meestal denkt men er nogal simpel over: informatie, gevoelens, eisen of argumenten delen. Maar deze simpele alledaagse visie laat heel wat vragen onbeantwoord. Bijvoorbeeld: waarom communiceren we eigenlijk? Waarom communiceren mensen die soms eigenlijk helemaal niets te zeggen hebben? Waarom communiceren mensen soms misleidende of onjuiste informatie?
Volgens Bauer (1964) is communicatie meer dan alleen het zenden en ontvangen van informatie. Hij vat communicatie op als ‘interactie’. Er is pas sprake van communicatie wanneer de ontvanger daar op een min of meer actieve wijze bij betrokken is, bijvoorbeeld door aandacht te schenken (luisteren, kijken, proberen te begrijpen, aandeel leveren aan gesprek). En er is pas interactie wanneer beide partijen zich door elkaar laten beïnvloeden. Het is dus geen eenrichtingsverkeer.
Die wederzijdse beïnvloeding vind je bijvoorbeeld terug in de afstemming op elkaar tijdens het gesprek, zoals de lengte van de spreektijd en de pauzes tussendoor (zie Matarazzo en anderen, 1963). Dit fenomeen werd door de onderzoekers verklaard in termen van de sociale leertheorie, waarin de gesprekspartners voor elkaar als ‘model’ dienen, maar het kan ook verklaard worden als het tot stand komen van een sociale groepsnorm (Lindgren, 1973).
Wanneer mensen elkaar zien, beïnvloeden ze voortdurend elkaars waarnemingen en verwachtingen. Interpersoonlijke communicatie is dus heel wat meer dan het uitwisselen van boodschappen. Het omvat alle verbaal en non-verbaal gedrag dat door de ander waargenomen kan worden. Volgens Watzlawick (1970) kan iedere vorm van gedrag communicatieve waarde hebben. Zo zeer zelfs, dat hij stelt dat het onmogelijk is om NIET te communiceren: men kan zich immer ook niet niet-gedragen. Alles wat we doen in aanwezigheid van anderen, kan dus opgevat worden als communicatie.
Je kunt niet niet communiceren
Inhoud en betrekking
We communiceren op verschillende niveaus. Op het moment dat we alleen aandacht geven aan één niveau, verliest de communicatie aan betekenis. Watzlawick (1970) onderscheidt twee niveaus: het inhouds- en betrekkingsniveau. Het inhoudsniveau heeft betrekking op wat er gezegd wordt, de informatie, de inhoud van het bericht. Het betrekkingsniveau heeft betrekking op hoe het gezegd wordt. Zo zijn er tientallen manieren om iemand te vragen de deur te sluiten. Al deze berichten hebben ongeveer dezelfde inhoud, maar op betrekkingsniveau kunnen ze variëren van een suggestie, een indirect verzoek, direct verzoek, een vraag of een bevel (zelfs een botte machtsuitoefening).
- “Het is best koud hier, misschien beter om de deur dicht te doen?”
- “Koud, hè?” (kijkend naar de deur)
- “Zou jij de deur aub dicht kunnen doen?”
- “Ik zou graag willen dat je de deur dicht zou doen.”
- “Kun jij de deur even dichtdoen?”
- “Doe die deur even dicht.”
- “Nou gaat die deur dicht, ok?”
In feite gaat het betrekkingsniveau over de manier waarop de boodschap moet worden opgevat. Dit gebeurt meestal niet met woorden, maar met allerlei non-verbale signalen, zoals gebaren, stemintonatie, lichaamshouding. Iets specifieker: het gaat om boodschappen die tegelijkertijd worden uitgezonden:
- een zelfomschrijving (zo zie ik mezelf)
- een omschrijving van de ander (zo zie ik jou)
- een definitie van de relatie (zo zie ik onze relatie)
Zo kan iemand die zichzelf ontzettend de moeite waard vindt, op non-verbale wijze de boodschap uitzenden dat hij zichzelf geweldig vindt (zelfomschrijving). Tegelijkertijd geeft hij daarmee aan dat hij de ander niet veel waard acht (omschrijving van de ander). De relatiedefinitie is dan: kijk naar mij en bewoner mij.
Andersom kan iemand die zichzelf erg afhankelijk opstelt, de volgende boodschappen uitzenden:
- Ik ben zwak, help mij (zelfomschrijving)
- Jij bent sterker dan ik (omschrijving van de ander)
- Jij moet mij helpen en leiding geven (definitie van de relatie)
Volgens Watzlawick kun je deze drie beschrijvingen tezamen opvatten als een relatievoorstel. De ander kan zo’n relatievoorstel aanvaarden, verwerpen of negeren.
Complementaire en symmetrische betrekkingen
Er zijn volgens Watzlawick twee betrekkingsniveaus te onderscheiden: complementaire en symmetrische betrekkingen. Bij complementaire betrekkingen neemt de één een superieure positie in en de andere een ondergeschikte. Bijvoorbeeld in een situatie waarin de één leidend is en de ander volgend (dokter-patiënt, ouder-kind, leerkracht-leerling). In dit geval heeft ieder zijn eigen rol.
Bij symmetrische betrekkingen gedragen de gesprekspartners zich als gelijken. Symmetrische betrekkingen hebben wel een risico in zich. Bijvoorbeeld wanneer een van de gesprekspartners een relatievoorstel (leidend-volgend) verwerpt en een tegenvoorstel doet. In zo’n geval kan er een machtstrijd ontstaan. Ook een ruzie vol verwijten en tegenverwijten is een voorbeeld van een symmetrische relatie.
Metacommunicatie
Problemen tussen mensen liggen dan ook vaak niet op het niveau van de inhoud, maar op dat van de betrekking. Bij een meningsverschil wordt er vaak oneindig lang geruzied over wie er nou gelijk heeft (inhoudsniveau), terwijl het eigenlijke probleem meer gericht is op de vraag wie er nou eigenlijk de baas is (betrekkingsniveau).
De enige manier om dit op te lossen, is een gesprek over de communicatie, wat Watzlawick meta-communicatie noemt.
Bronnen
- Lindgren, H.C. (1973) An Introduction to Social Psychology (2nd Ed.). New York, Wiley.
- Matarazzo, J.D. (1963). Interviewer influence on durations of interviewee speech. Journal of verbal learning and verbal behavior, 1(6), 451 -458.
- Remmerswaal, J. (2006). Handboek Groepsdynamica. Inleiding op theorie en praktijk (8e ed.). Nelissen, Soest.
- Watzlawick, P. , Beavin, J. H. & Jackson, D.D. (1970). De pragmatische aspecten van de menselijke communicatie. Deventer, Van Loghum Slaterus.
Training & coaching
Leren om bewuster te communiceren? Kijk dan eens op de site van ATOR (trainingsaanbod).